Aristoteles als kladpapier

Door Susan Derksen

Er zijn lezers die zich er stevig aan ergeren: je leent een boek bij de bibliotheek, slaat het open en moet dan constateren dat een vorige lener er een meer interactieve relatie met het materiaal op na hield dan jij had willen beleven. Uitroeptekens, pijlen, trefwoorden, onbedoeld vervelend pedante correcties: typisch ergernissen waar je als bibliotheeklezer mee te maken kan krijgen en dan laten we de ezelsoren nog buiten beschouwing. En toch, als bekend is dat het boek in kwestie ooit deel uitmaakte van de collectie van een beroemde intellectueel, is dit soort vandalisme wel degelijk interessant en biedt het misschien zelfs aanvulling op de kennis van netwerk en gedachtegoed van de vorige eigenaar. Een raadselachtig en enigszins suggestief geval uit de Vossius-collectie is een Grieks/Latijnse editie van Aristoteles in twee delen, gedrukt in 1597.[1]

Een boek voor ijverige wetenschappers

De Vossiuscollectie – een unieke verzameling van ruim 4000 gedrukte boeken en meer dan 750 manuscripten uit het bezit van Isaac Vossius (1618-1689) – werd na Vossius’ dood aangekocht door de Leidse Universiteitsbibliotheek. Isaac en zijn vader Gerardus Johannes Vossius (1577-1649)  waren internationaal bekende figuren in intellectuele, geestelijke en zelfs adellijke kringen. Het betreffende werk van Aristoteles had een van hen daarom overal vandaan kunnen ontvangen of aanschaffen. In het werk van Vossius senior speelden de theorieën van Aristoteles een belangrijke rol, niet alleen toen diens ideeën tijdens Vossius’ studietijd in de late zestiende eeuw veel aanhang hadden, maar ook later nog naarmate hij zich ontwikkelde tot een meer eclectisch denker die de theorieën van de Griekse wijsgeer niet langer blindelings volgde.[2] Ook Isaac had de werken van Aristoteles uiteraard gelezen, hoewel hij diens theorieën evenmin zomaar overnam. Zo bekritiseerde hij onder andere de opvatting dat bergen ‘spontaan’ kunnen ontstaan (en dus niet ooit in één keer gecreëerd zijn) in zijn Dissertatio de vera aetate mundi.[3]

Bovengenoemde Aristoteles-editie uit de Vossius-collectie bestaat uit twee flinke boekwerken in octavo, voorzien van een stevige perkamentbeklede band met omgezette randen en op de rug een handgeschreven titel – echte ‘gebruiksboeken’, misschien nog gerestaureerd na aanschaf door de universiteitsbibliotheek. De groen-geelgestreepte kapitaalbandjes lijken relatief nieuw. De enige verdere versiering aan de boeken is de (ooit) rood- of gespikkeld gekleurde snede.

Aristoteleseditie

Het werk is bezorgd en ingeleid door Julius Pacius (1550-1635), een Italiaanse rechtsgeleerde en Aristotelescommentator, die zijn land om religieuze redenen verliet en onder meer enige tijd in Genève verbleef.[4] Het bevat een paar korte biografische teksten over en het volledig werk van Aristoteles, met in de binnenkolom steeds een Griekse tekst en in de buitenkolom een Latijnse vertaling – voor deze samengestelde editie werd het werk van verschillende vertalers gebruikt. Daarnaast bevat het boek enkele uitgebreide indices van namen en onderwerpen.

Actieve lezers

Qua gebruikssporen lijkt er op het eerste gezicht weinig aan de hand met deze boeken. De ruggen zijn wat versleten, maar niet helemaal stukgelezen. Dát het werk gelezen is, staat vast: door de gehele Griekse tekst heen zijn haastige onderstrepingen geplaatst, een enkele keer met een trefwoord of verwijzing naar een andere bron. Soms is ook, of juist,  de Latijnse tekst onderstreept. Er zijn zelden hele woorden of exacte zinsdelen onderstreept, het lijkt eerder om ‘aandachtsstrepen’ te gaan. Ook op de schutbladen zijn een paar aantekeningen en bronverwijzingen te vinden. Het lijkt erop dat hier door de jaren heen meerdere lezers aan het werk zijn geweest.

Bij het openslaan van het tweede deel valt wel meteen iets op: het eerste vrije schutblad is gebruikt als kladpapier voor het oefenen van een serie initialen. In sierlijke letters staat iets geschreven wat op het eerste gezicht zowel ‘HDG’ als ‘JDG’ zou kunnen zijn, met een beetje Arabisch er doorheen:

HDGJDG

Onder de oefenletters staat een rij tot moeilijk leesbaar vervaagde krabbels:

INP

Bij nadere inspectie blijkt het te gaan om dezelfde frase in achtereenvolgens Arabisch, Hebreeuws, Grieks, Latijn, Frans en Nederlands: ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’ Dat deze woorden waarschijnlijk door een Nederlander werden geschreven, kan worden opgemaakt uit het Frans, dat twee fouten bevat die ook tegenwoordig nog door Nederlandse scholieren worden gemaakt. ‘En le’ werd gecorrigeerd naar ‘Au [nom du Père]’; ‘de Saint Esprit’ werd ‘du Saint Esprit’.

De combinatie van initialen, talenkennis en herkomst wekt direct een associatie met een goede bekende van de familie Vossius: Hugo de Groot (1583-1645). Dit wonderkind, tegenwoordig in Nederland vooral bekend vanwege zijn spectaculaire ontsnapping-in-boekenkist uit Slot Loevestein in 1621, was al op jonge leeftijd bekend met bovengenoemde talen. Voordat hij in 1598 op 15-jarige leeftijd op een reis naar Frankrijk vertrok, had hij waarschijnlijk al wat Arabisch en Hebreeuws gestudeerd onder Franciscus Raphelengius (1539-1597) in Leiden.[5] Vossius senior kende hij uit de tijd dat beiden kind aan huis waren bij Franciscus Junius (1545-1602), hoogleraar in de theologie. Bij ondertekening van zijn brieven kon Grotius bovendien een ‘H’ uit één stuk combineren met een grote, krullerige ‘G’.[6]

De betrouwbaarheid van giswerk

Het zou interessant zijn wanneer dergelijke gegevens zouden betekenen dat er weer een puzzelstukje aan de herkomstreconstructie van de Vossiuscollectie kan worden toegevoegd. Was het maar zo eenvoudig. Het werk komt niet voor op de lijst van Vossiusboeken die oorspronkelijk uit de collectie van Grotius stamden,[7] hoewel dat niet hoeft te betekenen dat het nooit van Grotius is geweest. Bovendien kunnen de initialen met vergelijkbaar gemak als ‘JDG’ gelezen worden, waardoor het boek bijvoorbeeld kan hebben toebehoord aan de vader van Hugo, Jan de Groot (1554-1640),[8] of aan heel iemand anders met dezelfde initialen, die zelfs misschien een ouderwets handschrift en slechte inkt had en pas aan het krabbelen ging toen het boek allang in bezit was van de Universiteitsbibliotheek.

In veel gevallen geldt dat hoe ouder het boek is, des te meer onzekerheid er kan ontstaan bij het duiden van de aanwezige marginalia en andere uiterlijke kenmerken. Het materiaal zal al herhaaldelijk van eigenaar veranderd zijn en vaak is het van een nieuwe band voorzien. Zie dan nog maar eens te achterhalen wie daar in de marge mopperde dat theorie X klinkklare onzin was, of op welke manier boek Y vanuit Verweggistan in de collectie van een Hollandse verzamelaar terecht kwam. Regelmatig duikt er een exemplaar op als de Aristoteles-editie van Vossius, waarmee ‘iets aparts’ aan de hand lijkt te zijn en waaraan een vermoeden wordt verbonden dat vervolgens nooit geheel aan het hypothetische stadium kan worden onttrokken.

Interessant, hoe je je enerzijds kunt ergeren aan een hedendaagse lezer die een boek ontsiert met zijn al te prominente hersenspinsels, terwijl anderzijds een lezer van pakweg drie eeuwen geleden wat ons betreft niet genoeg te melden kon hebben. Iedere vondst of nieuwe aankoop van een boek met handgeschreven aantekeningen wekt weer even een feeststemming bij bibliotheek en onderzoekers, terwijl de moderne kliederaar misschien ook een beroemdheid was, of wel degelijk iets nuttigs te melden had. Deels logisch, omdat onze kennis over drie eeuwen geleden dermate klein is dat ieder schriftelijk levensteken van geschiedkundig belang kan zijn. De kans dat boeken van de afgelopen eeuw nog lang bewaard blijven is echter ook niet al te groot, aangezien kwaliteit van papier en band er in veel gevallen niet op vooruitgingen ten opzichte van banden uit de zestiende en zeventiende eeuw. Hoe reëel is de kans dat het boek dat je daarnet uit de bibliotheek haalde, daar over twintig jaar nog staat? Heb je tegen die tijd zelf nog wel een boekenkast? Misschien wordt het tijd om met andere ogen te kijken naar mensen die slordig met (bieb)boeken omgaan. Ze zouden wel eens een uitstervende soort kunnen zijn.

o-o-o

Susan Derksen volgde de MA-opleiding Book and Digital Media Studies aan de Universiteit Leiden. Haar afstudeeronderzoek verscheen in verkorte vorm onder de titel ‘Manuscript Notes in Books from the Vossius Collection’ in E. Jorink, D. van Miert (red.), Isaac Vossius (1618-1689) between science and scholarship (Leiden: Brill 2012).


[1] Genève, gedrukt door Guillaume de Laimarie in 1597. Universiteitsbibliotheek Leiden, plaatsingscode 679 D 17-18.

[2] N. Wickenden, G.J. Vossius and the Humanist Concept of History (Assen 1993) 51.

[3] I. Vossius, Dissertatio de vera aetate mundi (Den Haag 1659) Iv.

[4] A. Dufour, ‘Pacius, Julius’, in Historisches Lexicon der Schweiz 23 september 2010. http://www.hls-dhs-dss.ch/textes/d/D16285.php (8 juli 2013).

[5] H.J.M. Nellen, Hugo de Groot. Een leven in strijd om de vrede 1583-1645 (Amsterdam 2007) 44.

[6] Zie bijvoorbeeld een brief van Grotius aan zijn broer Willem in 1645, ondertekend met ‘HGrotius’ (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek BW XVI no. 7445), afgebeeld in Nellen, Hugo de Groot, 583.

[7] F. Dovring en E.M. Meijers, „Une partie de l’héritage littéraire de Grotius retrouvée en Suède / Boeken uit de bibliotheek van De Groot in de universiteitsbibliotheek‟, Mededeelingen der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen Afdeeling Letterkunde vol. 12, no. 1 (Amsterdam 1949) 237-71. Mogelijk nam Isaac Vossius dit boek mee uit de collectie van Christina van Zweden, die de collectie van Grotius aankocht na diens dood.

[8] Handschrift te vergelijken met brieven van Jan de Groot aan zijn zoon, Universiteitsbibliotheek Leiden PAP 2, met dank aan prof. dr. H.J.M. Nellen voor de suggestie.