Het trieste einde van Antoine Court de Gébelin

Antoine Court de Gébelin, koninklijk censor en geleerde sensatie van het late Ancien Régime, stierf in verdachte omstandigheden in Parijs op 12 mei 1784. In zijn laatste jaar had hij zich laten behandelen door de Weense wonderdokter Mesmer, en was uiteindelijk zelfs bij hem ingetrokken. Een mesmeristische behandeling houdt in dat het ‘dierlijk magnetisme’ van de patiënt gestimuleerd wordt met magneten en statische elektriciteit, soms in groepsséances rond een ‘mesmeristisch bad’. Op het moment van Gébelins dood stond het mesmerisme al ter discussie. In de voorafgaande maanden had Louis XVI twee commissies van de Académie des Sciences en de medische faculteit aangesteld om het dierlijk magnetisme te onderzoeken: op zichzelf een markant moment in de medische geschiedenis. De dood van zijn belangrijkste pleitbezorger kwam Mesmer dus erg slecht uit. Wat er gebeurd is, blijft onduidelijk.

Martelaar van Mesmer

Een mesmeristisch bad is een afgesloten vat met ‘gemagnetiseerd’ water waar metalen handvatten uit steken. Ook in 1784 deed de combinatie ‘bad’, ‘elektriciteit’ en ‘plotselinge dood’ al wenkbrauwen fronsen; er verschenen dan ook spotliedjes over Gébelin als ‘martelaar van het magnetisme’. Op de Engelse wikipedia-pagina staat zelfs dat Gébelin dood in bad lag, ‘apparently of an electrically induced heart attack’. Toen eerst het rapport van de Académie des Sciences (waar o.a. Lavoisier, Benjamin Franklin en dokter Guillotin aan meewerkten) en daarna dat van de medische faculteit concludeerden dat het ‘dierlijk magnetisme’ puur op suggestie berustte,[1] werd Mesmer de grond te heet onder zijn voeten. In 1785 verliet hij Parijs en verdween in de obscuriteit.

turner1

De dode was in meerdere opzichten een fascinerende figuur. Vanaf 1773 was Gébelin begonnen het negendelige, onvoltooide Monde Primitif comparée avec le Monde Moderne te publiceren, waarin hij de zelf-evidente, hiëroglyfische, universele oertaal der Ouden en de daarin vervatte wijsheid probeert te reconstrueren. In Daniel Roches Le Siècle des Lumières en Provence staat een kaartje van de verspreiding ervan: het gaat om meer dan 1000 exemplaren die in het hele land werden gelezen.[2] Dat is tamelijk opmerkelijk als je bedenkt dat het om een negendelig werk in groot quarto met honderden platen gaat, en dat de boekenprijs vóór de uitvinding van houtpulppapier, stereotypiedruk en stoompersen verhoudingsgewijs 20x hoger lag; daar had je toch al een aardige koets van kunnen kopen. Louis XVI nam zelf 25 exemplaren af. Dat Gébelin het als protestant tot koninklijk censor had geschopt, en zo mede kon bepalen wat wel of niet gedrukt mocht worden, was op zichzelf al opmerkelijk; hij was in Zwitserland opgegroeid waar zijn vader als toonaangevende Hugenoot een ondergronds correspondentienetwerk runde. Bij de censuur zaten sowieso veel types die tegendraadse lectuur wel konden waarderen.

Science fiction?

Het grootste deel van Monde Primitif is gewijd aan taalvergelijking. In het eerste deel formuleert Gébelin een aantal principes voor grammaticale analyse, vergelijking en etymologie; in latere delen past hij dat toe op het Frans, Latijn, Grieks en Hebreeuws. Daarnaast pleit hij voor een economisch-historische reconstructie op ‘fysiocratische’ grondslag. Ook kijkt hij naar de geschiedenis van het alfabet, de structuur van de spraakorganen, mythologische patronen, munten, kalenders, en naar plaatjes (de oertaal bestaat immers uit pictogrammen), zoals de Tarot. Als je Gébelin googlet, stuit je dan ook op een vrolijke parade van Tarotistensites – hij was de eerste die zich serieus in de geschiedenis van het wicked pack of cards verdiepte, maar daarmee tevens degene die het in het occulte heeft getrokken als bron van ‘Egyptische wijsheden’.

Gébelins vergelijkende tabel van alfabetten is science fiction: hij stelt vast dat de letter ‘A’ lijkt op het Chinese teken voor ‘man’ en dat het Griekse woord voor ‘man’ ook met een A begint, zulk werk. Maar dat laatste uitgangspunt is niet onzinnig: het Hebreeuwse alfabet is echt gebaseerd op plaatjes van dingen die beginnen met de betreffende letter, en in het Egyptische alfabet – dat nog niet was ontcijferd – heb je hetzelfde, naast hiërogliefen die daadwerkelijk pictogrammen zijn. De vergelijking van oude alfabetten werd tegelijk in Göttingen beter gedaan in Büttner’s Vergleichungs-Tafeln der Schriftarten verschiedener Völker (1771-9), maar Gébelin verbindt er een interessanter verhaal aan. Zo ontwikkelt hij ook een soort taxonomie van taalfamilies, waarin hij als eerste ook niet-Europese talen meeneemt. Het is kortom wel te begrijpen dat Monde Primitif een sensatie werd: het is tegelijk duizelingwekkend erudiet, gewaagd en in de meeste opzichten up-to-date. Toen ik het voor het eerst las, was ik niet heel scherp en begon ik pas na een pagina of 95 over mijn hoofd te krabben: ergens aan het eind van de inleiding, waar hij betoogt waarom zijn project ‘niet kan mislukken’ en waarom het ‘volkomen transparant’ maken van de klassieke talen en teksten nog maar het minste voordeel van zijn aanpak is. Toen sloeg ik er Wikipedia maar eens op na en stelde vast: OK, die gast was wel echt maf.

Maar ook idiote ambities kunnen tot zinnige resultaten leiden. Het idee dat de ‘primitieven’ niet zo primitief zijn, is later belangrijk geweest in de taalkunde en de antropologie. Peter Stephen du Ponceau, de grondlegger van de vergelijkende studie van indianentalen, was op zijn 16e-17e secretaris van Gébelin voor hij naar Amerika trok om mee te vechten in de Onafhankelijkheidsoorlog. Zestig jaar later, in het boek waarin hij uiteenzet waarom de grammaticale structuur van indianentalen eigenlijk heel complex is, wijdt hij nog waarderende woorden aan zijn voormalige mentor.

Lijkschouwing

Tegen de tijd van zijn dood was de ster van Gébelin al aan het dalen. Na negen delen wilde de geleerde wereld wel eens zien waar die ‘zelf-evidente’ oertaal nou bleef, de verkoop van Monde Primitif liep terug, en doordat hij tegelijk ook een ‘museum’ (deels verzameling, deels vrijmetselaarsloge) opzette was hij feitelijk bankroet geraakt. Wat dat betreft kwam zijn dood op tijd.

AntoineCourtdeGebelin

Maar nu de hamvraag: is Gébelin daadwerkelijk per ongeluk geëlektrocuteerd? Ik heb er geen eenduidige aanwijzingen voor kunnen vinden. De Éloge de Court de Gébelin (1785) van zijn bewonderaar Comte d’Albon meldt dat hij ‘onder protest naar het huis van Mesmer gebracht werd, en daar binnen enkele uren stierf’; een medisch college uit hetzelfde jaar meldt dat “M. de Gébelin meurt au baquet même”, maar wel aan nierfalen.[3] In latere beschrijvingen wordt soms alleen dat “meurt au baquet même” overgenomen; de stellige bewering op Wikipedia komt waarschijnlijk uit een recente geschiedenis van de tarot.[4] De enige monografie over Gébelin gaat uit van natuurlijke oorzaken, en vermeldt verder alleen dat zijn dood volgens een tijdgenoot “bijna evenveel ophef veroorzaakte als [de schandaalroman/opera] Figaro”.[5] Robert Darnton en Dan Edelstein, twee toonaangevende auteurs op het gebied van onderstromen in de late Verlichting, gaan niet nader op de kwestie in.[6]

Nu is het zo dat Mesmer, om zijn naam te zuiveren, autopsie heeft laten uitvoeren op Gébelin. Het autopsie-rapport maakt gewag van een ‘etterend, kanker-achtig gezwel in de neus en bovenlip’ en ‘tot driemaal de normale grootte opgezwollen nieren’. Klinkt aannemelijk. Jammer van het verhaal.

o-o-o

Image credits:

– featured image: Monde Primitif op archive.org

– http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/73/AntoineCourtdeGebelin.jpg

– http://www.cabinetmagazine.org/issues/21/assets/images/turner1.jpg

[1] Jean-Sylvain Bailly et al., Rapport des commissaires chargés par le roi de l’examen du magnétisme animal (Paris 1784); Rapport des commissaires de la Société Royale de Médecine nommés par le roi pour faire l’examen du magnétisme animal (ibid.)

[2] Daniel Roche, Le Siècle des Lumières en Provence (Paris 1978), Vol. II p. 342. Het getal van > 1000 komt uit Anne-Marie Mercier-Faivre , Un supplément à “l’Encyclopédie”: Le “Monde primitif” d’Antoine Court de Gébelin (Paris 1999), 41-2. De eerste drie delen hadden 900 inschrijvingen en werden herdrukt; van de latere delen resteerde bij Gébelin’s dood een onverkochte voorraad van 3000 exemplaren.

[3] Claude Camille François comte d’Albon, Éloge de Court de Gébelin (‘Amsterdam’ 1785), aangehaald in de Correspondance Littéraire van J.M. Grimm, september 1785; Louis Desbois de Rochefort, Cours Élémentaire de Matière Medicale (Paris 1789). Albon was ook degene die Gébelin op zijn landgoed liet herbegraven, waarover Louis XVI zei dat hij van dat geld beter Gébelins schulden had kunnen afbetalen. De titelpagina van Desbois’ Cours vermeldt abuis 1779; Desbois zelf stierf in januari 1786.

[4] Michael Dummett et al., A Wicked Pack of Cards (Bristol 1996), 64

[5] Mercier-Faivre , Un supplément à “l’Encyclopédie”, 71

[6] Zie Robert Darnton, Mesmerism and the End of the Enlightenment in France (Cambridge (MA) & London 1986) en Dan Edelstein, “Introduction to the Super-Enlightenment” en “The Egyptian French Revolution: antiquarianism, Freemasonry and the mythology of nature”, in ibid. (ed.) The Super-Enlightenment: Daring to know too much (Oxford 2010).


Posted

in

Tags: