Van collega-antropologen tot verzetsheld en SS’er: Arie de Froe en Haring Tjittes Piebenga

De Wieringermeer, 1939. Twee antropologen en een groep Amsterdamse geneeskundestudenten voeren grootschalig onderzoek uit. Honderden schoolkinderen en volwassenen worden gemeten en ondervraagd met als doel rassenkenmerken te identificeren. De samenwerking tussen de antropologen verloopt goed, naar eigen zeggen zelfs “uitmuntend,” doch vier jaar later zijn beide totaal verschillende kanten opgegaan. De een, Arie de Froe, probeerde vanaf 1943 honderden Joden te redden door middel van fysisch-antropologisch onderzoek. De ander, Haring Tjittes Piebenga, sloot zich in 1941 aan bij de SS en doceerde rassenleer op een NSB-school. Hoe kwamen twee wetenschappers tot lijnrecht-tegenovergestelde keuzes?

Afbeelding 1: Prof. Dr. Arie de Froe. Uit: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Levensberichten en herdenkingen 1993 (Amsterdam 1994), 21.

Voor de oorlog leidde Arie de Froe (1907-1992, afbeelding 1) een rustig bestaan. In 1934 studeerde hij af als arts in Amsterdam en hij promoveerde vier jaar later op een onderzoek over schedelmetingen. Vervolgens werkte hij voor het Anatomisch-Embryologisch Laboratorium van de Universiteit van Amsterdam en de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek van de Drooggelegde Zuiderzeepolders. Deze stichting beoogde antropologische, psychologische en sociografische bevolkingsgegevens in de Zuiderzeepolders te verzamelen en analyseren. De Froe voerde verschillende onderzoeken uit en leidde het veldwerk van medische studenten (afbeelding 2).

Afbeelding 2: Arie de Froe (in pak) met studenten aan het werk op Schokland. Uit: Collectie Nieuw Land Erfgoedcentrum, Lelystad.
Afbeelding 3: Demonstratie-optocht van het Friese Studentencongres. Haring Tjittes Piebenga draagt de vlag. Foto door Mellema, H., Leeuwarden, 23 december 1932. Uit: Tresoar: Piebenga, Haring Tjittes F-0003.
Afbeelding 4: De politie grijpt in bij de demonstratie. De man die de vlag vasthoudt is Haring Tjittes Piebenga. Foto door Mellema, H., Leeuwarden, 23 december 1932. Uit: Tresoar: Piebenga, Haring Tjittes F-0007.

Haring Tjittes Piebenga (1907-1981) kwam uit Franeker, en zijn Friese achtergrond zou voor hem zijn leven lang belangrijk blijven. Op vijftienjarige leeftijd trad hij toe tot de Upstalbeam, een bond die ernaar streefde dat het Fries in alle lagen van de Friese samenleving de voertaal zou worden.[1] Tijdens zijn Utrechtse studententijd richtte hij het ‘Fryske Studinte Selskip Radbod’ op (later omgedoopt tot ‘Redbad,’ want meer Fries) en in 1932 riep hij de radicale actiegroep ‘Frysk Nasjonael Striidboun de Swarte Heap’ in het leven.[2] De eerste acties van deze groep vonden nog in datzelfde jaar plaats. Zo werd er voorafgaand aan een Fries studentencongres een demonstratie gehouden. Ongeveer dertig studenten liepen onder leiding van Piebenga in een optocht door de binnenstad van Leeuwarden. Zij riepen “Fryslân oerein” (“Friesland overeind”) en toonden de vlag van Redbad (afbeelding 3). Er was echter geen vergunning aangevraagd voor de demonstratie en een agent liet de optocht ontbinden (afbeelding 4). Binnen de actiegroep verwierf Piebenga een heldenstatus toen hij de agent erop wees dat hij in het Fries aangesproken wenste te worden en vervolgens diens pet van het hoofd sloeg. De agent sloeg terug en toen de omstanders zich ermee gingen bemoeien ontstond er een grote vechtpartij. Piebenga werd gearresteerd.

Afbeelding 5: Verslag van een rechtszaak van Piebenga waarbij hij weigerde Nederlands te spreken. Uit: Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij (Amsterdam, 22-09-1933). Geraadpleegd op Delpher op 22-05-2018.

Later dat jaar ontstond er weer opschudding rondom Piebenga; hij werd opgepakt omdat hij het logo van de Friese Beweging, die vanaf de jaren 1820 streed voor behoud en erkenning van de Friese taal, op muren en schuttingen verfde. Bij de rechtszaken die volgden, weigerde hij Nederlands te spreken, wat wederom tot commotie leidde (afbeelding 5). Zijn strijd voor de Friese taal heeft veel kranten gehaald en werd tot in de Tweede Kamer besproken.

Piebenga’s Fries nationalisme kreeg in aanloop van de oorlog een meer nationaalsocialistisch karakter. Toen hij na zijn studententijd naar Berlijn vertrok om zijn studie biologie en antropologie voort te zetten en promotieonderzoek te verrichten, werkte hij onder leiding van professor Eugen Fischer. Fischer was, hoewel hij zich pas in 1940 officieel zou aansluiten bij de NSDAP, een overtuigd nationaalsocialist en eugenist. In 1921 had hij samen met Erwin Baur en Fritz Lenz het boek Grundriss der menschlichen Erblichkeitslehre und Rassenhygiene geschreven, waarin betoogd werd dat rassenonderscheid uitsluitend door erfelijkheid – en dus niet door omgevingsfactoren – bepaald werd. Dit boek is door Hitler gebruikt als inspiratie bij het schrijven van Mein Kampf.[3] Onder Fischers invloed groeide Piebenga’s sympathie voor rassenleer. Uiteindelijk bracht zijn radicale instelling hem tot de opvatting dat het nationaalsocialisme de enige toekomstmogelijkheid was voor het behoud van de Friese taal en cultuur.

In 1938 begon Piebenga zijn antropologische werk bij de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek van de Drooggelegde Zuiderzeepolders. Op Urk verzamelde hij de gegevens van 289 kinderen en 432 volwassenen. Hij mat de schedelcurven van 378 proefpersonen, nam de hand- en vingerafdrukken van 200 mannen en 200 vrouwen en testte de smaakreacties van 289 kinderen en 250 volwassenen. Uit het archief van de Stichting blijkt dat men aanvankelijk zeer tevreden was met Piebenga’s werkzaamheden.[4] Hij werd beschreven als een grote steun voor de Stichting die waardevolle aanwijzingen gaf. De samenwerking met De Froe verliep “uitmuntend”.[5]

Hoewel Piebenga’s activisme zich zijdelings van wetenschappelijke werkzaamheden lijkt te hebben afgespeeld, zijn er mogelijke connecties te benoemen. Hij vergeleek bijvoorbeeld antropologische eigenschappen van Friezen, Walen en Vlamingen. Hoewel hij in dat onderzoek de Friese bevolking niet voor lijkt te trekken, kunnen zijn ideologische overtuigingen wel hebben meegespeeld in de keuze om Friezen in dit onderzoek op te nemen. In zijn verdere antropologische werk richtte Piebenga zich voornamelijk op de Urkse bevolking. In zijn dissertatie over de hand- en vingerafdrukken van deze groep benadrukte hij meerdere malen dat die het meest met die van de Friezen overeenkomen.[6] In zijn publicaties benadrukte hij zijn Friese identiteit: hij noemde op het voorblad van zijn dissertatie dat hij afkomstig is uit “Niederländisch-Friesland” en hij droeg de tekst, voor de rest volledig in het Duits geschreven, op aan “For folk en lân, for wiif en bern” (voor volk en land, voor vrouw en kinderen).[7]

In 1940 verslechterde Piebenga’s reputatie bij de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek. Piebenga meende dat de Duitse overheid het belang van eigen taal en cultuur erkende, waardoor de toekomst van Friesland bij dat regime in goede handen zou zijn. Hij steunde de idealen van de NSDAP en was actief bestuurslid van de extreemrechtse Fryske Folkspartij. Daarbij komt dat Piebenga in mei 1940, toen de Duitse troepen Nederland binnenvielen, was opgepakt omdat hij reeds “volbloed Nazi” zou zijn geweest.[8] Na de capitulatie werd hij vrijgelaten, maar de ervaringen die hij tijdens de internering had opgedaan zorgden er naar zijn eigen zeggen voor, dat het onmiddellijk voortzetten van zijn werk bij de Stichting onmogelijk was. Verder speelde zijn Berlijnse promotietraject een rol. Doordat hij regelmatig verlof aanvroeg, liep het onderzoek bij de Stichting vertraging op. De grootste ergernis die uit de correspondentie tussen leden van de Stichting en Piebenga naar voren kwam, was zijn nalatigheid in het reageren op brieven. Zo klaagde een lid van de Stichting in een brief aan een ander lid op 5 mei 1939: “Naar aanleiding van uw verzoek […] deel ik U mede dat ik de heer Piebenga reeds enige malen dringend geschreven heb uw dag te bepalen waarop wij deze kwestie zouden kunnen bespreken. Ik krijg echter in ’t geheel geen antwoord van hem…”

Afbeelding 6: Verslag van de veroordeling van Piebenga voor zijn oorlogsdaden. Uit: De Heerenveensche koerier : onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel (03-05-1947). Geraadpleegd op Delpher op 27-11-2018

Eind 1940 werd Piebenga ontslagen. Hierop vertrok hij naar Berlijn om zijn promotieonderzoek af te ronden. In 1941 promoveerde de Fries. Eenmaal terug in Nederland sloot hij zich aan bij de SS. In 1942 werd hij benoemd tot schoolhoofd van een school voor kinderen van NSB-boeren in het Friese Rijs en legde hij de SS-eed af. Hier doceerde hij onder meer nationaalsocialistische rassenleer. In zijn rol als bioloog maakte hij zich sterk voor de zuiverheid van het ‘Noordras’ en verkondigde de sterilisatie van bijvoorbeeld mensen met erfelijke ziekten. Ook werd hem gevraagd om een erfbiologisch onderzoek te doen naar S. de Vries (afbeelding 6). De Vries stond bekend als ‘voljood’, maar probeerde een verklaring te krijgen dat hij geen Jood was. Piebenga voerde dit onderzoek uit en stelde een wetenschappelijk rapport op. De conclusies die de Duitsers daaruit trokken leidden tot De Vries’ dood. Het is overigens niet waarschijnlijk dat deze persoon dezelfde is als Siebren de Vries, die in 1933 getuigde in de rechtszaak tegen Piebenga (afbeelding 5).

De Froe’s carrière verliep ondertussen heel anders. Nadat de Joodse directeur van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek van de Drooggelegde Zuiderzeepolders, Jakob Herman van Zanten, in 1941 door de bezetter tot aftreden was gedwongen (in 1944 overleed hij in concentratiekamp Bergen-Belsen[9]), nam De Froe het directeurschap over. Ook werkte hij vanaf 1943 samen met Cornelis Ubbo Ariëns Kappers, die hij had leren kennen tijdens zijn aanstelling aan het Anatomisch-Embryologisch Laboratorium. Samen met Ariëns Kappers zette De Froe zich in voor het ‘ontjoodsen’ van Joden: met afstammingsonderzoeken ‘bewezen’ ze dat iemand onmogelijk het kind kon zijn van Joodse ouders en moest zijn voortgekomen uit een buitenechtelijke verhouding van zijn moeder met een niet-Joodse man.[10] Hierdoor werd zo iemand ‘half-Jood’ of ‘kwart-Jood’ verklaard, wat in die tijd het verschil kon betekenen tussen leven en dood. De Froe verrichtte de metingen voor deze onderzoeken en stelde officiële verklaringen op, die vervolgens door Ariëns Kappers werden ondertekend. Dat hun activiteiten niet zonder risico waren blijkt uit wat Ariëns Kappers er zelf over zei:

“Dat wij zelf als jodenhelpers daarbij niet gevangengenomen zijn door de Duitsers is een wonder, temeer daar in mijn instituut en in de daaraan grenzende kamer van dr. De Froe, niet zelden meer dan tien, soms twintig sterrendragers op adviezen of antropologische rapporten zaten te wachten, terwijl de Groene Politie zowel in het aan de ene zijde van ons gebouw gelegen Koloniaal Instituut als in de aan de andere zijde gelegen Burgerschool gehuisvest was.”[11]

Naast deze wetenschappelijke verzetsactiviteiten werkten Ariëns Kappers en De Froe ook mee aan een reddingsoperatie van de ongeveer vierduizend Portugese Joden in Amsterdam. Deze Sefardische Joden claimden dat zij verschilden van Asjkenazische Joden, aangezien er al generaties lang zelden huwelijken werden gesloten tussen de twee groepen. Daarom zouden de Sefardische Joden dus niet behoren tot ‘het Joodse ras’. Al in 1934 had Ariëns Kappers een onderzoek uitgevoerd waarin deze overtuiging wetenschappelijk werd ondersteund en in 1943 breidde De Froe dit onderzoek uit om de Amsterdamse gemeenschap te helpen. Hij onderzocht nog eens 375 Amsterdamse Sefardische Joden op niet minder dan 32 antropologische variabelen zoals de afstand tussen de ogen en de dikte van de bovenlip. Op basis hiervan stelde hij een dik document met als conclusie: op praktisch alle onderzochte eigenschappen verschillen de Sefardische Joden significant van de Asjkenazische Joden. De Froe beargumenteerde dat deze groep niet de als typisch Joods beschouwde ‘zesvormig neus’ bezat en antropologisch gezien sterker overeenkwam met niet-Joodse Nederlanders.[12] De reddingsoperatie was aanvankelijk succesvol: Sefardische Joden kregen tijdelijk vrijstelling van deportatie, omdat de Duitse machthebbers deze gevallen verder wilden onderzoeken. In 1944 volgde echter alsnog de mededeling dat Sefardische Joden wel tot het Joodse volk behoorden en dus gedeporteerd zouden worden.

Vermoedelijk stelden Ariëns Kappers en De Froe tussen de vijfhonderd en tweeduizend verklaringen, waardoor uiteindelijk twee- tot driehonderd Joden van deportatie gered werden.[13] Hiervoor is De Froe door het Yad Vashem instituut in Israël postuum geëerd met de onderscheiding “Rechtvaardige onder de Volkeren,” een onderscheiding voor niet-Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog een groot risico namen om Joodse mensen te redden.

Afbeelding 7: Verslag van de veroordeling van Piebenga voor zijn oorlogsdaden. Uit: Friesch Dagblad (02-05-1947). Geraadpleegd op Delpher op 26-11-2018,

Na de oorlog is De Froe doorgegaan met zijn carrière als antropoloog. In de jaren vijftig werkte hij in Amsterdam en Bagdad als universitair docent en later als hoogleraar. Daarnaast schreef hij een aantal filosofische werken. In 1973 werd hij aan de Universiteit van Amsterdam benoemd rector magnificus. De Froe overleed in 1992 op 85-jarige leeftijd.[14] Piebenga bleef ook na de oorlog een voorvechter van het Fries. Na het uitzitten van drie jaar internering (afbeelding 7), wijdde hij zich vooral aan het vertalen van Engelstalige gedichten naar het Fries. Piebenga is in 1981 op 73-jarige leeftijd overleden. In de Leeuwarder Courant werd voor de “ferneamd oersetter fan Angelsaksyske poëzij yn it Frysk” een overlijdensbericht geplaatst, dat uiteraard in het Fries geschreven was (afbeelding 8). Helaas voor Piebenga was dit het enige Friese bericht op de pagina.

Afbeelding 8: Overlijdensbericht Piebenga. Uit: Leeuwarder Courant: hoofdblad van Friesland (13-08-1981). Geraadpleegd op Delpher op 26-11-2018.



[1] Gjalt R. Zondergeld, De Friese Beweging in het tijdvak der beide wereldoorlogen (De Tille, Leeuwarden 1978) 142.

[2] De naam “Swarte Heap” verwijst naar het Friese rebellenleger uit de 16e eeuw dat vocht voor een vrij Friesland. “Hoop” verwijst naar een groep, en kan wellicht beter vertaald worden als ‘bende’.

[3] Remco van Diepen, ‘Het hemd van het lijf. Fysische antropologie, rassenkunde en eugenetica in het Zuiderzeegebied, 1936-1940’, in: R. van Diepen, W. van der Most, en H. Pruntel (red.), Polders peilen: Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland 2015 (GBU, Urk 2015) 40-42.

[4] Nieuw Land Erfgoedcentrum, Lelystad, Archief van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders.

[5] Diepen, Remco van, ‘Het hemd van het lijf. Fysische antropologie, rassenkunde en eugenetica in het Zuiderzeegebied, 1936-1940’, in: R. van Diepen, W. van der Most, en H. Pruntel (red.), Polders peilen: Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland 2015 (GBU, Urk 2015) 30-67.

[6] Piebenga, Haring T., ‘Über das Hautleistensystem der Bevölkerung der Insel Urk: Inaugural-Dissertation zur Erlangung des Doktorgrades, genehmigt von der Mathematisch-Naturwissenschaftlichen Fakultät der Friedrich-Wilhelms-Universität zu Berlin’, in: Zeitschrift für Morphologie und Anthropologie Band XL, Heft 1 (1942) 150-151, 165, 173.

[7] Piebenga, Haring T., ‘Über das Hautleistensystem der Bevölkerung der Insel Urk: Inaugural-Dissertation zur Erlangung des Doktorgrades, genehmigt von der Mathematisch-Naturwissenschaftlichen Fakultät der Friedrich-Wilhelms-Universität zu Berlin’, in: Zeitschrift für Morphologie und Anthropologie Band XL, Heft 1 (1942) voorblad en eerstvolgende pagina.

[8] Gjalt R. Zondergeld, De Friese Beweging in het tijdvak der beide wereldoorlogen (De Tille, Leeuwarden 1978) 291.

[9] Joods Monument, Jakob Herman van Zanten (4 oktober 2006) https://www.joodsmonument.nl/en/page/116770/jakob-herman-van-zanten.

[10] d’Oliveira, Hans U.J., Ontjoodst door de Wetenschap: de wetenschappelijke en menselijke integriteit van Arie de Froe onder de bezetting (Amsterdam University Press, Amsterdam 2015).

[11] C.U. Ariëns Kappers, Reiziger in breinen. Herinneringen van een hersenonderzoeker ‘, red. Frank van Kolfschooten (Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam 2001) 211.

[12] Wertheim, David J. (ed.), The Jew as legitimation: Jewish-gentile relations beyond antisemitism and philosemitism (Springer Nature, Amsterdam 2017) 163-164.

[13] Zeidman, Lawrence A., and Jaap Cohen, ‘Walking a fine scientific line: the extraordinary deeds of Dutch neuroscientist C.U. Ariëns Kappers before and during World War II’, in: Journal of the History of the Neurosciences 23:3 (2014) 268.

[14] Ariëns Kappers, J., ‘Levensbericht A. de Froe’, in: Huygens Institute – Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Levensberichten en Herdenkingen (Amsterdam 1993) 21-24.



Posted

in

Tags: