Hysterische arbeiders en nerveuze burgers. Willy Hellpachs ‘Nervenleben und Weltanschauung’.

Door Jeroen Bouterse

Soms zijn psychiaters eigenlijk ook cultuurfilosofen. Dan gaat het niet alleen over hedendaagse cultuurcritici als Dirk de Wachter of Theodore Dalrymple, maar ook over de Duitse ‘zenuwarts’ Willy Hellpach (1877-1955). Die vond een blik op alleen het fysiologische aspect van de kwalen van zijn patiënten duidelijk te beperkt, en verdiepte zich daarom maar grondig in de wisselwerking tussen ‘Nervenleben und Weltanschauung’.

Zijn overpeinzingen over dit thema publiceerde hij waar hij maar kon. Een mooie gelegenheid om dit te doen was in het kader van een reeks over Grenzfragen des Nerven- und Seelenlebens, waarin verschillende vooraanstaande vaklui zich bogen over thema’s als ‘wilsvrijheid vanuit een psycho-pathologisch perspectief’, ‘psychiatrie en dichtkunst’, ‘beroepskeuze en zenuwleven’, en vele andere kwesties waarin een medische blik op het culturele domein werd gericht.

Hellpach, Nervenleben

In zijn bijdrage (1906)[1] kondigt Hellpach aan het zenuwleven te zullen bekijken in zijn wisselwerking met de levensbeschouwing in het Duitsland van zijn tijd. Levensbeschouwing is iets anders dan wereldbeeld, waarschuwt hij, en ook iets anders dan religie: het gaat niet om alleen de intellectuele kant van de zaak of alleen de affectieve, maar om allebei tegelijk. Prototype van zo’n Weltanschauung is het Marxisme, dat zich niet alleen kenmerkt door een uitwerking van een materialistische metafysica, maar ook door het beantwoorden aan de gevoelsmatige behoeften van de proletarische klasse.

Wat zijn die behoeften dan? Om daarachter te komen moet je niet te rade gaan bij het heroïsche beeld van de arbeider in de literatuur, vindt Hellpach. Niet alleen omdat de echte proletariër allesbehalve heroïsch is, maar ook omdat mensen zich in het algemeen vaak niet bewust zijn van de processen die zich in hen afspelen. Dat is voor Hellpach een belangrijke reden om zoveel gewicht te leggen op de term Nervenleben: de zenuwen zijn volgens hem een geloofwaardige drager van die onbewuste processen, beter in elk geval dan hypothetische constructies zoals ‘het Onbewuste’.

Wat zich in dit zenuwleven afspeelt, kan wel aan de oppervlakte komen in bepaalde ziektes. En deze ziektes zijn voor Hellpach de sleutel waarmee hij de deur tussen medische en sociaal-culturele beschouwingen opent: in de psychisch zieke man of vrouw zijn namelijk in versterkte vorm dingen aan de hand die in het leven van hun gezonde klassegenoten ook spelen.

Om het maar eens grof te zeggen

Bij vrouwen gaat het daarbij eigenlijk altijd om erotische spanningen; bij mannen gaat het om zorgen die te maken hebben met beroep en sociale positie. Een interessant ziektebeeld bij proletarische mannen is in dat verband de zogenaamde ‘Rentenhysterie’, een voorbeeld van een neurose die werd gezien als het gevolg van een arbeidsongeval. Dergelijke neurosen waren een populair thema in de vakliteratuur. In zijn handboek over pathologie merkt Strümpell bijvoorbeeld op dat bij verzekerde arbeiders het vaakst Renten- oder Unfallgesetzneurosen worden gesignaleerd, die in verband staan met “de levendige wens om een zo hoog mogelijke rente te bemachtigen”.[2] Hellpach breidt deze diagnose uit naar de niet-patiënten. De proletarische pathologie kenmerkt zich in het algemeen door “rentezucht en werkschuwheid, om het maar eens grof te karakteriseren – misschien té grof, maar meteen begrijpelijk”.[3]

Een 'Unfallkranker' in Strümpells hoofdstuk over 'Renten- oder Unfallsgesetzneurosen'.
Een ‘Unfallkranker’ in Strümpells hoofdstuk over ‘Renten- oder Unfallsgesetzneurosen’.

Hoe moeten wij zo’n diagnose beoordelen? Als een cynische medicalisering van gedrag dat tegen gevestigde belangen inging, zoals Cartwrights drapetomanie?[4] Dat lijkt me niet. Hellpachs hele punt is namelijk dat dit ziektebeeld weliswaar een fysiologische drager heeft – de zenuwen – maar geworteld is in de levenservaring van de proletariërs: hun onbevredigende banen en hun bestaansonzekerheid.[5]

Het ging niet zomaar om biologische disposities die aan het licht kwamen als je mensen in een fabriek zette, maar om maatschappelijke omstandigheden die hun zenuwleven mede bepaalden – inclusief de bijbehorende ziektes en ideologische oriëntaties. Het Marxisme was zo succesvol onder arbeiders, omdat het inspeelde op de apathische psyche én omdat de machten die in het hoopgevende Marxistische geschiedbeeld de hoofdrol speelden, precies die dingen waren waar de arbeiders ook dagelijks mee geconfronteerd werden: economie en techniek – winst en machine.

Collectieve zenuwinzinking

Winst en machine bepalen ook het leven van de Duitse bourgeoisie, zegt Hellpach, maar op een andere manier: voor de fabrikant belichaamt de machine de beheersing van de natuur. De machine maakt “de lieve God overbodig, niet theoretisch, maar praktisch”,[6] vanwege de rationaliserende macht die in de praktijk van mechanisering uitgaat.

Hellpach verliest zich  tientallen pagina’s in beschouwingen over Descartes, machinemetaforen, materialisme en hoogkapitalisme, en voelt wel aan dat de lezer zich toenemend zal afvragen wanneer hij nou weer eens over zenuwen gaat praten. Wel, de invloed die kapitalistische rationalisering in de tweede helft van de 19e eeuw op het Nervenleben uitoefent, is paradoxaal: de psyche gaat daardoor zó volledig op in concentratie, rationeel bewustzijn en waakzaamheid, dat er eigenlijk helemaal geen ruimte meer is voor het irrationele: “willen we iets zeggen over het zenuwleven in deze decennia, dan kan dat enkel zijn dat dat toen eigenlijk niet bestond.”[7]

Dat wil zeggen, tot het laatste kwart van de 19e eeuw. Dan wordt er ineens massaal neurasthenie gediagnosticeerd. Deze Victoriaanse evenknie van de burn-out, geïdentificeerd met een uitputting van het zenuwstelsel, kan terugkijkend overkomen als een modeziekte. In elk geval is het besef in de 19e eeuw sterk dat overspannenheid een typisch moderne klacht is – Karl Lamprecht noemt in zijn Deutsche Geschichte zelfs een heel tijdperk naar gespannenheid.

Dat laatste vindt Hellpach wel wat te kort door de bocht. Overigens lijkt hij daarbij de beroemdste naamgever van de term neurasthenie achter zich te hebben gehad: George Beard schreef in zijn ‘Neurasthenia, or nervous exhaustion’ al dat “our leading brain-workers” speciaal vatbaar leken te zijn voor chronische neurasthenie – de ziekte hoorde in zekere zin bij een bepaalde klasse. [8] Hellpach is daar stellig over: de moderniteit is weliswaar overal doorgedrongen, maar de psychologische basis voor deze ziekte ontbreekt bij de boeren, proletariërs en jonkers bijvoorbeeld geheel – artsen die bij hen neurasthenie menen aan te treffen, vergissen zich daarin omdat tegenwoordig helaas álles zo genoemd wordt. Ook vergeten ze dat bij de klachten van proletariërs en jonkers alcoholisme eveneens een grote rol speelt, voegt Hellpach toe.

De conclusie is duidelijk: “‘nerveus’, dat is alleen de bourgeoisie”.[9] Enkel de burgerklasse is volledig verstrikt in alle aspecten van het moderne verkeer en de voortdurende gemoedsonrust die daarbij hoort. Door die onrust wordt er een voortdurende aanval gepleegd – een “quälendes Guerillageplänkel”[10] – op de mentale stabiliteit. En de zenuwen waardoor die aanval binnenkomt, zijn nu juist iets waarop de verlichte bourgeoisie geen vat kan krijgen! De respons is een zenuwinzinking – een “nervöse Collaps”.[11]

Hellpach in 1907
Hellpach in 1907

Rust als maatschappelijk medicijn

In Hellpachs etiologie hangen de ziektes waarmee hij als psychiater te maken krijgt dus integraal samen met de specifieke, historisch gegroeide leefomstandigheden van de patiënten. Bovendien werpen ze een licht op pathologische aspecten van de toestand van een klasse als geheel. Meer dan een medische blik op cultuur geeft Hellpach een culturele blik op medische verschijnselen.

De oplossing voor medische problematiek moet dan ook niet uitsluitend van de arts komen, maar van de maatschappij als geheel. Hellpach ziet in de kunst van zijn tijd bijvoorbeeld een hernieuwde waardering van rust. Zelfs ontwikkelingen in het verkeer kunnen misschien aan rust bijdragen – auto’s en fietsen lijken weliswaar onrustbrengers, maar ze leiden er ook toe dat steden ruimer worden.

Psychiatrische ziektes als de zichtbaarste vorm van de pathologie van een cultuur; en die cultuur, niet de arts, als de uiteindelijke plaats waar die pathologie kan worden aangepakt. Dit aspect van Hellpachs denken resoneert sterk met onze eigen cultuurkritische psychiaters. En als we het aan Hellpach vragen, is er hoop; hij ziet ruimte voor verandering, als die maar aanknoopt bij de werkelijkheden van het zenuwleven zoals zich dat tot nu toe ontwikkeld heeft. Daar worden “in alle stilte de draden gesponnen die zich tot de levensbeschouwing van de toekomst moeten laten samenweven.”[12]

0-0-0

Jeroen Bouterse (1988) is redacteur van Shells and Pebbles, en promovendus bij het Instituut voor Wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden, bij een NWO-project over ‘the philosophical foundations of the historiography of science’. 


[1] Willy Hellpach, Nervenleben und Weltanschauung. Ihre Wechselbeziehungen im deutschen Leben von heute (Wiesbaden 1906).

[2] Strümpell-Seyfarth, Lehrbuch der speziellen Pathologie und Therapie der inneren Krankheiten, für Studierende und Ärzte (30ste druk: 1930) II: 910.

[3] Hellpach, Nervenleben und Weltanschauung, 17.

[4] Samuel A. Cartwright, ‘Diseases and peculiarities of the negro race’, DeBow’s review of the Southern and Western states. Devoted to commerce, agriculture, manufactures XI.3 (sept. 1851) 331.

[5] In het algemeen lijkt de medische diagnose van ‘Rentenhysterie’ niet geboren te zijn uit cynisme, maar uit een oprechte poging om de jonge Duitse sociale zekerheidswetgeving te beschermen tegen ondermijnende mechanismen. Bijvoorbeeld bij Otto von Zwiedineck: ‘Simulation und Rentenhysterie bei der Reform der sozialen Versicherung’ (1906) in: Otto von Zwiedineck-Südenhorst, Mensch und Gesellschaft. Beiträge zur Sozialpolitik und zu sozialen Fragen. O. Neuloh ed (Berlijn 1961) 274-287 [orig. in Zeitschrift für die gesamte Versicherungs-Wissenschaft 6] zie m.n. p. 284.

[6] Hellpach, Nervenleben und Weltanschauung, 36.

[7] Ibid., 42.

[8] George Beard, ‘Neurasthenia, or nervous exhaustion’, Boston medical and surgical journal III.18 (april 1869) 217-221, aldaar 219a.

[9] Hellpach, Nervenleben und Weltanschauung, 49.

[10] Ibid., 56.

[11] Ibid., 45.

[12] Ibid., 73.